Aan het woord is de heer Jelte Klokman, hoofd afdeling Afval van de Dienst Milieu en Bouwtoezicht van de gemeente Amsterdam. De afdeling Afval houdt zich bezig met de uitvoering van milieuwetgeving. In naam van de Provincie Noord-Holland worden vergunningen verleend, en worden de bedrijven die binnen de gemeente Amsterdam afval bewerken of verwerken gecontroleerd.

Commissie van Traa

“Het is al weer enkele jaren geleden dat de door de Tweede Kamer ingestelde Commissie van Traa constateerde dat Nederland op een aantal punten risico’s liep. Criminele organisaties zouden invloed kunnen hebben op allerlei maatschappelijke activiteiten. Daarbij had de Commissie tevens aangegeven dat voor criminele partijen ‘afval’ een interessante sector zou kunnen zijn. Ook grote steden, waaronder Amsterdam, vormden de risicogebieden. Deze constatering was voor het gemeentebestuur aanleiding om aan de Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB) opdracht te geven de risico’s rond afvalstromen in beeld te brengen.”

Pilot-project

“Deze opdracht heeft er in 2001 toe geleid dat wij ons bij circa 10 afvalstromen hebben afgevraagd of de overheid wel voldoende zicht op eventuele malversaties kon hebben. Vervolgens zijn drie pilot-projecten geïnitieerd: ‘baggerspecie’, ‘autobanden’, en ‘bouw- en sloopafval’. Daarbij richtte de laatste pilot zich vooral op het met asbest verontreinigd bouw- en sloopafval. Enerzijds omdat we met asbest belangrijke risico’s lopen, en anderzijds omdat onvoldoende over die afvalstroom bekend was. Om de drie pilots uit te voeren beschikte onze afdeling wel over voldoende kennis en ervaring. Maar het ontbrak ons aan capaciteit om dit, naast onze generieke werkzaamheden, binnen de gestelde periode te volbrengen. Daarop hebben we een aantal bureaus laten offreren en uiteindelijk is het tot een samenwerking met Kuiper & Burger gekomen.”

Stadsdeelraden

“In 2003 is het pilot-project gestart. Samen met Kuiper & Burger is de regelgeving rond sloopactiviteiten geïnventariseerd: hoe daarmee werd omgegaan en hoe er mee omgegaan zou moeten worden; wie er in de keten een rol speelden en wat die rol zou moeten zijn; etc. Vervolgens zijn Stadsdeelraden benaderd en is hen gevraagd om inzicht te geven in hun administraties betreffende sloopvergunningen. Bij een tiental sloopprojecten is in detail bekeken wat er in de sloopvergunning vermeld stond. Bijvoorbeeld of vermeld was dat er sprake was van asbest en zo ja: hoeveel; hoe het werd afgevoerd; naar welke bedrijven dat gebeurde; of het bij de provincie was gemeld; etc. Ook is gekeken of de vooraf opgegeven hoeveelheden overeenkwamen met de uiteindelijk verwerkte hoeveelheden. Bij de aangetroffen verschillen is onderzocht wat daarvan de oorzaak was. Om deze informatie boven de tafel te krijgen is Kuiper & Burger een aantal keren met onze inspecteurs meegegaan. Ook heeft Kuiper & Burger zelfstandig met de Stadsdeelraden overlegd en op basis van alle aangeleverde informatie is door hen desk-research verricht.”

Tijd en geld

“Het pilot-project betrof zowel grote solowerken zoals de sloop van grote kantoorgebouwen, als kleine projecten zoals afzonderlijke woningen. Er is vooral gezocht waar de lekken zitten: waar het materiaal uit de keten verdwijnt. Een belangrijke oorzaak van de gevonden lekken ligt op het bestuurlijk vlak. Tussen de stadsdeelraden bleek er een flink verschil te zijn tussen leges en proceduretijd. Gevolg is dat het bij grote sloopwerken in de regel wèl goed gaat. Het probleem zit bij de kleine sloopwerken waar leges en vergunningprocedures veel meer invloed hebben. Grote sloopwerken worden maanden of soms zelfs jaren tevoren voorzien, waardoor vergunningprocedures kunnen worden ingepland. Maar het afbreken van een schuurtje met golfplatendak is veelal een ad-hoc beslissing waarvoor men niet bereid is relatief hoge leges te betalen en twee of drie maanden op een sloopvergunning te wachten.”

Communicatie

“Een ander aandachtspunt dat door de pilot aan het licht kwam was de manco in communicatie binnen de keten. Vaak wordt bij sloopwerk wèl aan de arbeidsinspectie gemeld dat asbest verwijderd wordt, maar vervolgens komt die melding niet altijd terecht bij de controlerende instantie zoals de DMB. Overigens is die melding niet verplicht, maar het vereenvoudigt wèl de controle. We hebben dus ook onderzocht in hoeverre die communicatie tot stand gebracht kan worden. Met gebruik van internet blijkt die communicatie eenvoudig te kunnen verlopen.”

Het vervolg

“Inmiddels heeft Kuiper & Burger de asbeststudie gepresenteerd en wordt het rapport aan de milieudriehoek (wethouder, Openbaar Ministerie, politie) voorgelegd. Landelijk is voor 2004 en 2005 een nieuw asbest-project benoemd dat Dienst Milieu en Bouwtoezicht als vertegenwoordiger van de VNG gaat trekken. Bij dit project van het Landelijk Overleg Milieuhandhaving wordt gekeken of we met de opgedane ervaring voor de handhavers van gemeenten en provincies tot een standaard aanpak kunnen komen. Dit betekent: procedures gelijkstemmen; leges gelijktrekken; formulieren verbeteren zodat beter blijkt om welke hoeveelheden asbest het gaat; etc. En overleg met de andere overheidsinstanties zodat wanneer daar een sloop wordt aangemeld wij dat ook weten. Hierdoor kan de handhavingstaak beter worden uitgevoerd.

Conclusie

“Binnen Amsterdam geeft de pilot zicht op goede resultaten. De aandachtspunten zijn in beeld gebracht en er is een goede samenwerking tussen de handhavingspartners. De conclusie van de pilot is dat er slechts sprake is van gerommel op kleine schaal. Misstanden waarbij op grote schaal partijen in de fout gaan hebben wij niet kunnen constateren.” aldus de heer Jelte Klokman.